Mooi verhaal: het leven van de Kunstenaar
Urban junk gaat over spullen met een verhaal. Dingen die geleefd hebben. En die mooi zijn, omdat ze niet perfect zijn. Soms zijn de verhalen leuk of grappig. Soms zuigen we een bak onzin uit onze copywritersduim. En heel soms is een verhaal prachtig, bijzonder en ontroerend. Hier heb je zo’n verhaal.
Ik stapte enigszins gespannen over de drempel, het voelde toch niet helemaal juist. Raar ook. In de keuken leek het of iemand net koffie had gezet. De woonkamer lag er verlaten bij met in de hoek een bureautje met kleine papiertjes met aantekeningen. Notes to myself zouden we ze tegenwoordig waarschijnlijk noemen. Het atelier op de bovenverdieping was kleurrijk en rommelig, een onafgemaakt schilderij nog op de ezel. In de slaapkamer een onopgemaakt bed, alsof iemand net was opgestaan om de dag te beginnen. Naast het bed tientallen elpees van Lou Reed, Elvis Costello, Pinkfloyd, The Velvet Underground, Brain Eno, Roxy Music en zelfs een ietwat beduimelde zeldzaamheid van The Greatfull Dead. Een platenspeler om ze af te spelen ontbrak raar genoeg op deze verdieping. Overal in het huis stonden, lagen of hingen schilderijen, boeken, prenten, vreemde beeldjes en weer die briefjes met aantekeningen. Terug in de kamer viel m’n oog op een prachtig schaakbord, een tijdklok en een doosje met schaakstukken. Even later zaten we op de versleten bank, we zeiden niet veel en leken te wachten op iets dat ging komen. Het huis was verlaten, maar het leek wel alsof ie ieder moment kon binnenstappen. Maar dat dat niet zou gaan gebeuren, was wel zeker. Ik was immers op z’n uitvaart geweest. “Ik zou heel veel spullen gewoon zelf houden man”, zei ik tegen z’n broer. “Het lijkt hier verdomme wel een museum vol prachtige, rare en bijzondere objecten. Dat moet je nooit wegdoen.” De broer twijfelde even en zei toen: “Dat kan wel zo zijn, maar wij hebben zelf onze eigen herinneringen aan hem. Dat zit voor ons niet in spullen. Ik heb liever dat ze een tweede leven krijgen bij iemand die er weer van kan genieten. En ik zou het mooi vinden als mensen z’n verhaal kennen en dat hij niet vergeten wordt.”
In z’n jonge jaren trok de kunstenaar naar de grote stad. Weg uit de kleine provinciestad waar hij z’n draai niet kon vinden en steeds vaker leek weg te zakken in een poel van drank, en de zinloosheid van het bestaan. Een te vrije opvoeding, zeiden de mensen dan. Maar dat was natuurlijk onzin. De grootste denkers en kunstenaars passen niet in het hokje van deugdzaamheid en zoals het nu eenmaal hoort. Hij was voor grotere dingen op deze aarde gezet dan de provinciestad hem kon bieden. De anonimiteit van de grote stad leek ‘m goed te doen. De kunstenaar was een aimabel mens en maakte in z’n nieuwe habitat al snel nieuwe vrienden. Ook artistiek liet hij regelmatig van zich horen. In kleine kring waren z’n schilderijen te zien. Soms kleurrijk en uitbundig, maar ook even vaak donker als de nacht. Hij bracht zelfs in kleine oplage een dichtbundel uit met gedichten waarvan je zou kunnen zeggen dat het leven ‘m niet lichtzinnig verging. Hij verkeerde in artistieke kringen rond punkdichters als Johnny “the Selfkicker” van Doorn en Jules Deelder. Hij was er nooit helemaal onderdeel van. Daar was hij te aardig en te bescheiden voor. Toen de kunstenaar na een woeste avond doorhalen liggend op z’n rug in de stromende regen op het marktplein luidkeels aan omstanders een gedicht voordroeg, zei Jules Deelder dat hij al veel had meegemaakt, maar zoiets nog nooit gezien had. De laatste jaren leefde de kunstenaar een al maar meer teruggetrokken leven. Van schilderen kwam het steeds minder en van exposeren al helemaal niet meer. Toch was de kunstenaar tevreden. Een eenvoudig leven, met een kleine groep trouwe vrienden om hem heen, z’n broers die af en toe een borrel kwamen drinken en z’n twee vaste schaakmakkers. De storm die in ‘m woedde was gaan liggen.
Terugkijkend op het leven van de kunstenaar zou je kunnen stellen dat z’n enorme talent nooit helemaal tot wasdom is gekomen. Hij was te aimabel en te bescheiden voor de egoïstische en opportunistische kunstwereld. Zoals een van z’n broers zei: “Hij was de
liefste van ons drieën, altijd al geweest.”